Week de kluwaknootjes voor gebruik circa 3 uur in warm water.
Snijd de sukadelappen in kleine blokjes. Kook het vlees met het water circa 30 minuten in een pan.
Week voor de boemboe de tamarinde in heet water. Gril de ketoembar en djinten in een pan. Maal de kruiden daarna in de vijzel fijn.
Schil en snijd de kunir, djahé, kentjoer en knoflook in kleine stukjes. Snijd de rode peper ook in kleine stukjes. Voeg deze kruiden bij het kruidenmengsel in de vijzel en maal alles fijn.
Pel en snipper de sjalotjes in kleine schuine stukjes. Voeg de sjalotjes samen met de laos, peperkorrels, kemirinoten en kluwaknoten aan het mengsel in de vijzel toe. Maal het geheel tot er een smeuïge kruidenpasta ontstaat.
Pel en snijd de lente-uitjes in stukjes. Snijd de punt van de serehstengel en halveer de stengel. Was beide helften en verdeel elke helft in vier stukken. Kneus de stukken in de vijzel.
Scheur de djeroek poeroet en daun salam. Voeg dit samen met de tamarindepasta toe aan het mengsel in de vijzel.
Verhit arachideolie in een koekenpan en fruit het kruidenmengsel uit de vijzel en de fijngesneden lente-uitjes circa 2-3 minuten.
Check de sukadelapjes en haal het schuim van het water. Voeg het kruidenmengsel en zout toe. Roer het geheel en laat circa 60 minuten sudderen op laag vuur.
Maak de taugé schoon door de bruine uiteinden eraf te breken. Blancheer de taugé circa 5 minuten in kokend water en decoreer dit op de soep als deze klaar is.
Serveertip: Pandan-rijst op een bord en daaroverheen de rawon. Kroepoek erbij, selamat makan!
0 reacties